* Nr. 13. St.-Basiliuskapel en basiliek van het Heilig-Bloed.
Gebouwencomplex gelegen in de Z.W.-hoek van de Burg. Aan de Z.-zijde, de dubbelkapel (1) met beneden de St.-Basiliuskapel (1a) en erboven de basiliek van het H.-Bloed (1b) met de aansluitende H.-Kruiskapel (1c) ten Z.; aan de W.-zijde, het haaks aansluitende eenheidsconcept (2) met het trappenhuis van de basiliek l. en de Criminele Griffie (Burg nr. 14) r.; achter l.g., het museum en de conciërgerie (3) uitziend op de Reie.
Ca. 1134-1157: Diederik van de Elzas bouwt de Romaanse dubbelkapel naast het Steen, de oorspronkelijke grafelijke residentie aan de W.-zijde van de Burg, en op enkele meters van de Z.-burchtmuur uit X. De nieuwe kapel wordt toegewijd aan H. Basilius in het vooruitzicht van de overbrenging van de Basiliusrelikwie vanuit de St.-Donaaskerk, wat uiteindelijk nooit plaatsvindt.
I.l.v. XIII A: de uit Constantinopel afkomstige relikwie van het H.-Bloed wordt aan de stad overgedragen en in de bovenkapel ondergebracht. L.g. wordt van nu af H.-Bloedkapel genoemd.
1291: oudste vermelding van de H.-Bloedprocessie. XIV: de bloeiende verering leidt tot uitbreiding van de H.-Bloedkapel i.e. de bouw van de H.-Kruiskapel tegen de Z.-zijde van de bovenkapel. Hiervoor worden als fundering drie muren opgetrokken tussen de St.-Basiliuskapel en de X-burchtmuur, die worden overkluisd met tongewelven.
Eind XV: verbouwingswerken aan de H.-Bloedkapel, i.e. verlengen van het koor tot tegen het Stadhuis via de overbouwing van het z.g. "Beenhouwersstraatje" en bouw van N.W.-hoektorens. I.l.v. dezelfde eeuw, ook oprichting van de Edele Confrerie van het H.-Bloed bestaande uit eenendertig leden - allen Bruggelingen - belast met de zorg voor de relikwie en de H.-Bloedkapel.
1503: aan Burgzijde, uitbreiding van de St.-Basiliuskapel met de St.-Ivokapel of confreriekapel van de juristen en griffiers.
1528-1532: mogelijk ter vervanging van een eenvoudige trap als rechtstreekse toegang van buitenaf tot de H.-Bloedkapel, bouw van een laatgotisch trappenhuis, z.g. de "steeghere", met torenbekroning als pendant van de twee N.W.-hoektorens van de H.-Bloedkapel; samen met het trappenhuis komt ook de r. aanpalende Criminele Griffie (Burg nr. 14) in dezelfde stijl tot stand, n.o.v. W. Aerts en B. vande Kerckhove, gebouwd door C. Sixdeniers en gepolychromeerd door J. Zutterman; beeldhouwwerk n.o.v. L. Blondeel, in nauw verband met de geschiedenis van Vlaanderen en van de kapel.
1636: restauratie van de hele kapel. Tevens bouw van een trap ten O. van de H.-Kruiskapel waardoor vanuit het Stadhuis de kapel gemakkelijk toegankelijk wordt voor het stadsmagistraat.
1672: herbouwen van de H.-Kruiskapel. 1686: verbouwen van het schip in de H.-Bloedkapel waardoor l.g. een laatgotisch uitzicht krijgt aansluitend bij het eerder gewijzigde koor.
1792: de Franse Revolutie brengt ernstige schade toe aan het complex dat verder vervalt; een lid van de Confrerie verbergt de relikwie die later wordt overgebracht naar de St.-Salvatorskathedraal. Het stadsbestuur beoogt zelfs het vervallen gebouw te verkopen, maar in 1804 wordt een aanvraag tot herinrichting geformuleerd; dit belet echter niet dat belangrijke delen van het gebouw nog gesloopt worden.
1820-1830: restauratie van het bedehuis n.o.v. stadsarchitect J.R. Calloigne (Brugge). Eerst heropknappen van de St.-Basiliuskapel waarvan het Romaanse interieur in essentie bewaard blijft. Vervolgens meer ingrijpend werk door aannemer H. Meyns-Michot (Brugge) en aannemer-architect J.F. Van Gierdegom (Brugge) aan de H.-Bloed- en H.-Kruiskapel; l.g. dient zelfs gr.m. te worden wederopgebouwd. In tegenstelling tot het laatclassicistische voorontwerp voor het herstel van de H.-Bloedkapel, beantwoordt het hele proces tenslotte, zowel buiten als binnen, in zekere mate aan de eenheid-van-stijlprinciepen i.e. het herstel van de laatgotische vormentaal met de nodige aanvullingen en correcties. De dubbelkapel krijgt een doorlopend zadeldak; het oorspronkelijk lager schip wordt opgetrokken tot de hoogte van het koor. Invoegen - naar anologie met het koor - van twee spitsboogvensters in het schip van de H.-Bloedkapel waarvan de Burggevel nu meer vrij komt te staan cf. infra. Overkluizing van de H.-Bloed- en H.-Kruiskapel met kruisribgewelven van pleisterwerk op latten. Vanaf 1824, witkalken en stofferen van het interieur met gerecupereerd of nieuw meubilair in laatclassicistische stijl; opnieuw installeren van de H.-Bloedrelikwie in 1825.
1829-1839: historiserende reconstructie - o.m. hergebruik van bouwmaterialen en beeldhouwwerk - van het trappenhuis-Criminele Griffie n.o.v. de architecten J.B. Rudd (Brugge) en J.F. Van Gierdegom (Brugge) van 1829, nu echter vier meter achteruit geplaatst na het opruimen van de ruïne van het Steen, waardoor de Burg een meer regelmatige structuur krijgt. Opschrift van gedenksteen binnenin "Me reaedificare incepit an MDCCCXXIX Nicolaus de Roovere ultimus dun: monachus peregit vero anno MDCCCXXXIX franc: Renatus Boussen XVIII brug: episcopus" of "Nicolaas de Roovere, laatste monnik van de abdij ter Duinen, begon in 1829 met de heropbouw. Het was echter Franciscus Renatus Boussen, achttiende bisschop van Brugge die het werk in 1839 beëindigde". Uit bewaarde briefwisseling van de Confrerie van het H.-Bloed valt echter af te leiden dat noch in 1852, noch in 1870 de gevels volledig zijn afgewerkt; ook de toren blijft vooralsnog achterwege.
1845-1849: in H.-Bloedkapel, invoegen van glas-in-loodramen door glazenier J.F. Pluys (Mechelen) i.s.m. historieschilder G. Wappers (Antwerpen) geïnspireerd op de bewaarde tekeningen van de middeleeuwse ramen met vorstenportretten, aangevuld met eigen voorstellingen van Albrecht en Isabella en van Maria-Theresia en Frans I. Het plaatsen van glas-in-loodramen is aanleiding tot een nieuwe, meer sfeervolle aanpak van het interieur met aandacht voor de coördinatie tussen de specifieke lichtinval en de polychromie van de muren. O.l.v. architect T.M. Suys (Brussel) maakt architect L. Pavot (Brugge) naast opmetingsplannen - belangrijk document voor de bouwhistorie - ook neogotische ontwerpen voor de illusionistische stucdecoratie van de altaarwand, de deuren, het zijaltaar en voor een nieuwe expositietroon en doksaal; voor het nog niet met glas-in-lood gevulde W.-venster wordt de Bewening van Christus voorzien. Behalve de deuren wordt niets uitgevoerd.
1849-1865: de ultramontaanse Confrerie van het H.-Bloed waartoe sinds 1849 ook J. de Bethune (Brugge) behoort, schuift het project van Suys-Pavot in extremis opzij ten voordele van een herinrichting van het interieur van de H.-Bloed- en H.-Kruiskapel in de lijn van de Puginiaanse of rijpe neogotiek n.o.v. de Engelse architect T.H. King, vanaf 1850 opgevolgd door J. de Bethune. O.m. polychromeren van de onderste helft van de muren en de gewelven door E. van de Watteyne en A. Vanderbeke cf. het ontwerp van T.H. King. Voorts n.o.v. J. de Bethune, vervaardigen van een biechtstoel, een doksaal van arduin en witsteen door F. Lefebure (Brugge), een houten altaar door M. Abbeloos (Leuven), gepolychromeerd door A. H. Bressers (Gent) en invoegen van een glas-in-loodraam in het grote W.-venster van de H.-Bloedkapel door glazenier J.B. Capronnier (Brussel).
Zoals in het voorgaande, vroegneogotisch ontwerp blijven glasramen en muurbeschilderingen het interieur bepalen. Vormgeving, materiaalkeuze en technische uitvoering getuigen nu echter van een veel meer doordacht teruggrijpen naar de hooggotiek, die vnl. door J. de Bethune op een persoonlijke wijze geïnterpreteerd wordt. Het iconografisch programma is, in tegenstelling tot vroeger, ideologisch onderbouwd en staat expliciet in het teken van de christelijke symboliek en iconografie m.b.t. het H.-Bloed.
1865-1885: o.l.v. de ingeweken Engelsman, architect W.C. Brangwyn (Brugge), vanaf ca. 1875 opgevolgd door J. de Bethune, verderzetten van de interieurwerken aan de H.-Bloed- en H.-Kruiskapel, nu echter meer toegespitst op de stoffering en o.m. met oog voor een grotere eenheid. Invoegen van twee glas-in-loodramen door H. Dobbelaere (Brugge). Plaatsen van de expositietroon - enkel het trappenbordes met balustrade - n.o.v. W.C. Brangwyn en uitgevoerd door J. Van Nieuwenhuyse (Brugge); innoverend gebruik van afwisselend marmer, witsteen, kristal en koper. Polychromie van de zuilen van de scheibogen tussen H.-Bloed- en H.-Kruiskapel met monumentale heiligenfiguren door J. Helbig (Luik) en van het bovengedeelte van de muren in de H.-Kruiskapel door C. Leegenhoek (Brugge).
1870-1877: nagenoeg gelijklopende restauratie van het gehele exterieur n.o.v. stadsarchitect L. Delacenserie (Brugge).
Vanaf 1889: bouw van de conciërgerie en het museum in neo-Brugse stijl n.o.v. architect L. Delacenserie.
1891-1894: verdere afwerking van het trappenhuis en de Criminele Griffie n.o.v. architect L. Delacenserie i.s.m. J. de Bethune voor het beeldhouwwerk waarvan het nog bewaarde, doch sterk verweerde, vernieuwd wordt door beeldhouwer M. D'Hondt (Brugge). Iconografisch programma in de lijn van het oorspronkelijke.
Ondanks het aanvankelijk aandringen van het stadsbestuur voor de reconstructie van de toren wordt deze niet uitgevoerd.
1895-1896: restauratie van de St.-Basiliuskapel door architect L. Delacenserie.
1907-1914: vervangen van het stucgewelf (1820-1830) in de H.-Bloedkapel door een houten drielobbig spitstongewelf naar middeleeuws model n.o.v. stadsarchitect C. Dewulf (Brugge) en architect A. De Wispelaere (Brugge). De verbouwingswerken nopen tot een nieuwe binneninrichting nu gekenmerkt door de unificerende, neogotische aanpak van de St.-Lucasscholen cf. inbreng van oud-leerlingen. F.J. Coppejans (Gent) geassisteerd door R. De Cramer (Gent), voor de polychromie van het gewelf en de muurschilderingen - een combinatie van profane en religieuze motieven - aangebracht op een ruwe bepleistering met het effect van oude fresco's als gevolg; hierbij worden zowel elementen hernomen van T.H. King als van W.C. Brangwyn cf. resp. het damastpatroon en het letterfries in het koor, en de steenpatronen en figuratieve taferelen. Architect J. Coomans (Ieper) staat in voor het ontwerp van de zitbanken voor de geestelijken en confrerieleden, en architect J. Viérin (Brugge) voor de koperen gasarmaturen.
Anderzijds, behoud van het oude meubilair in barok- en rococostijl als bewuste inbreuk op de eenheid-van-stijlprinciepen uit XIX.
1922: in H.-Bloedkapel, aanbrengen van eikenhouten lambrisering tegen de N.-muur n.o.v. architect J. Viérin als kader voor de geschilderde kruisweg van J. Anthony (Antwerpen).
1923: verheffing van de H.-Bloedkapel tot basiliek. 1925: nieuw orgel van J. Anneessens (Menen) met kast n.o.v. architect J. Viérin.
1934: de in 1927 vastgestelde schade aan het gewelf van de H.-Kruiskapel leidt tot de nagenoeg volledige wederopbouw ervan door J. Viérin. Het eerste ontwerp voorziet een centrale aanleg met neoromaanse colonnade onder een koepelbekroning in de lijn van de toen o.m. door de St.-Andriesabdij van Zevenkerken (Loppem) gepropageerde kerkelijke bouwkunst. Het uitgevoerde ontwerp grijpt echter terug naar de eenvoudige gotische kapel zoals getekend op het stadsplan van Marcus Gerards (1562).
1949: in de H.-Kruiskapel, polychromeren van het houten spitstongewelf en de muren, en muurschilderingen door J. Linthout (Brugge) in de trant van de H.-Bloedkapel. Beide kapellen vormen nu a.h.w. één geheel waarbij de H.-Kruiskapel als vereringskapel fungeert.
1966: restauratiewerken aan de H.-Bloedkapel n.o.v. architect L. Viérin (Brugge), i.e. de Burggevel en de twee hoektorens waarvan o.m. het witstenen parement waar nodig vernieuwd wordt.
1969-1970: de door een bomaanslag op de Burg (1967) beschadigde glasramen van de H.-Bloedkapel leiden tot het in vraagstellen van het interieur. Sommigen opteren voor nieuwe eigentijdse glasramen ingepast in een vernieuwde inrichting. Tenslotte, deels bekritiseerde restauratie van de oude glasramen door G. de Lodder (Brugge).
1984-1985: restauratie van voorgevel en bedaking van het trappenhuis-Criminele Griffie door de Dienst Openbare Werken met o.m. vernieuwing van borstwering en schildhoudende leeuwen, polychromeren van wapenschilden en vergulden van bronzen beelden.
1. Dubbelkapel. Georiënteerde, oorspronkelijk Romaanse dubbelkapel aansluitend bij het gebruikelijke type van gelijktijdige burchtkapellen. Hier echter geen verbinding tussen beide bidplaatsen cf. geen opening in de overwelving van de benedenkapel. Aldus niet gebouwd als burchtkapel, echter wel als dubbele bidplaats. Het oorspronkelijk Romaans uitzicht valt niet onmiddellijk af te lezen uit het exterieur, dit o.m. ten gevolge van de opeenvolgende verbouwingsfazen in gotische stijl en restauratiewerken in dezelfde geest.
Deels ingebouwde, rechth. constructie van twee bouwl. - resp. St.-Basiliuskapel beneden en H.-Bloedkapel boven - onder leien zadeldak, in het Z.W. gedomineerd door twee typerende minaretvormige hoektorentjes van natuursteen. Aan Burgzijde, verankerde lijstgevel van zeven trav. Bouwmaterialen: kalkzandsteen voor vier trav. l.; voorts rode en gele baksteen - cf. achteruitplaatsen trappenhuis en dichtgemetseld, oorpronkelijk toegangsportaal tot St.-Basiliuskapel. Begane grond, resp. v.l.n.r.: de korfbogige doorgang van het z.g. "Beenhouwersstraatje" overkluisd met bakstenen kruisgewelven voorzien van natuurstenen ribben, de licht uitspringende gevel van de St.-Ivokapel met pinakelvormige hoekbaldakijn waar onder het beeld van de H. Laurentius van de hand van J. Van Nieuwenhuyze (XIX) - de oorspronkelijke patroonheilige van de juristen en griffiers - en korfbogig vierlicht tussen drielichten, het dichtgemetseld korfboogportaal waarvan boogveld van veldsteen met klein rondboogvenster, en een soortgelijk venster. Bovenbouw: spitsbogige tweelichten op doorgetrokken lekdrempel; aflijnende, geajoureerde borstwering met wimbergen als postamenten. Deels ingebouwde W.-puntgevel van baksteen; groot vierlicht; r., neoromaans getinte traptoren.
1a. St.-Basiliuskapel. Gerestaureerde benedenkapel van de Romaanse dubbelkapel. De plattegrond ontvouwt een rechth. ruimte met middenbeuk en twee smallere zijbeuken van drie trav., een koor met twee rechte trav. en aansluitende apsis. Latere toevoegingen: de XIII- of XIV-traptoren ten Z.W., de St.-Ivokapel van 1503 ten N.O., de sacristie ten Z.O. en de Z.-annexen als onderbouw van de H.-Kruiskapel. Overkluizing d.m.v. graatgewelven op zware zuilen. Contrasterend materiaalgebruik: muurpijlers, gordelbogen en gewelven van tufsteen; buitenmuren en zuilen van veldsteen. Koor van schip gescheiden door gedrukte rondboog en overkluisd door twee kruisgewelven, heeft tweeledige opstand: rondbogengaanderij op zuilen op gemeenschappelijke sokkel, onderbroken door twee XIX-deuren; lichtbeuk met aan weerszijden twee rondboogopeningen. Z.-kapelmuur bewaart het oorspronkelijke Z.-portaal - nu doorgang naar de annexen - met flankerende zuilen met knoppenkapiteel en reliëf met Doopsel van de H. Basilius (XII b-c) in het timpaan.
Mobilair: Sedes Sapientiae (1310-1320), Piëta (XIX).
1b. H.-Bloedkapel. De gr.m. rechth. plattegrond ontvouwt een éénbeukig schip van drie trav. en koor van vier trav., samen overkluisd d.m.v. drielobbig, houten spitstongewelf. Arcade van geprofileerde rondbogen biedt doorgang tot H.-Kruiskapel.
Sfeervol interieur bepaald door de polychromie, muurschilderingen en glas-in-loodramen. De muurbeschildering evolueert van witgekalkt (1824), over gedeeltelijk - enkel onderste helft - beschilderd n.o.v. T.H. King met christelijke symbolen en iconografie van het H.-Bloed (1850), naar een uitbreiding over de bovenste helft, altaarwand en gewelven met een combinatie van profane en religieuze motieven door F.J. Coppejans en R. De Cramer (XX a). De glasramen beelden verschillende vorstenparen uit de geschiedenis van onze gewesten uit; de lichtinval erdoor is vaak aanleiding geweest voor het aanpassen van het interieur (fig. 33).
Mobilair: neogotisch hoogaltaltaar n.o.v. J. de Bethune (1858) uitgevoerd door M. Abbeloos (Leuven), preekstoel van H. Pulinx (1728), doksaal n.o.v. W.C. Brangwyn en J. de Bethune met typerende opstelling in de hoek cf. orgel ook te horen in de H.-Kruiskapel, communiebanken uit XVII B.
1c. H.-Kruiskapel. Gr.m. neogotische rechth. constructie van baksteen met twee bouwl. onder leien zadeldak (1934); dakruiter. Vrijstaande W.- en O.-puntgevel, en Z.-gevel met gesloten onderbouw. W.-puntgevel met hoeksteunberen, spitsbogig vierlicht en drie gekoppelde soortgelijke nissen in de geveltop. Lange Z.-gevel: kruisvormig metselaarsteken van rode baksteen tussen twee spitsbogige tweelichten en aflijnende spitsboogfries.
Het interieur bestaat beneden uit de Z.-annexen van de St.-Basiliuskapel; boven sluit de éénbeukige ruimte van drie trav. via drieledige rondboogarcade aan bij de H.-Bloedkapel waarmee ze één geheel vormt cf. uniforme overwelving, polychromie en muurschilderijen. Mobilair: rococo-altaar van H. Pulinx (1754), afkomstig uit de kapel van het Landhuis van het Brugse Vrije, met flankerende adorantengelen van P. Pepers, tabernakel en en zilveren XVIII-altaarkruis, expositietroon van 1865 n.o.v. W.C. Brangwyn.
2. Trappenhuis/ voormalige Criminele Griffie, thans portiersloge. Breedhuis van drie trav. en drie ongelijke bouwl. onder zadeldak. Arduinen lijstgevel bekroond door balustrade. Begane grond: r. tudorboogportaal op 5 tr.; l. arcade van twee tudorbogen als toegang tot benedenkapel en conciërgerie. Bovenverd.: rondboognissen met maaswerkversieringen, oorspronkelijk opgevat als open galerij, doch nu ingevuld met glas-in-loodramen. In feite fungeert het concept oorspronkelijk als tegenhanger van de ertgov. gelegen galerij van het Landhuis cf. Burg nr. 11-11A. Op poort, XVI-steenhouwersmerken te identificeren met G. Leprince en familie (Ecaussines en Feluy).
Beeldenprogramma n.o.v. J. de Bethune. Trappenhuis: v.l.n.r., wapens van metselaars en kaarsgieters, schildhoudende leeuwen met wapens van Brugge en Vlaanderen, nissen met beelden van Isabella en Albrecht, Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk, Margareta van York, Diederik van de Elzas en Sibbyla van Anjou, en Filips van de Elzas; hogerop schildjes van bisschoppen en pausen; Criminele Griffie: v.l.n.r., Ferdinand I, Karel V, Isabella van Portugal en Karel de Goede.
Interieur trappenhuis. Brede stenen wenteltrap overwelfd door netgewelven op consoles. Inhuldigingssteen cf. supra en stenen leeuw op console met wapenschild van bisschop Boussen.
3. Museum en Conciërgerie. Aanpalende constructie in neo-Brugse stijl met typerend gebruik van baksteen met sierankers Brugse trav., type I en III, arduinen kruiskozijnen, maaswerk o.m. voor gemarkeerde schoorsteentrav., traptoppen en kantelen.
Museum: schrijn van het H.-Bloed van J. Crabbe (1614), schilderij met de Leden van de Edele Confrerie van P. Pourbus (1556) etc. cf. museumcatalogus.
Afdeling ROHM West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief, doss. 69.
Fonds Openbare Werken.
SAB, Bouwvergunningen, nr. 762/1934. BEERNAERT B., De Steeghere in de steigers, in Het Heilig Bloed te Brugge, Brugge, JKOT, 1990, p. 189-199.
DE SMIDT F., De romaansche kerkelijke bouwkunst in West-Vlaanderen, Gent, 1940, p. 39-57.
Heilig Bloedkapel Brugge, Oostende, 1988.
RYCKAERT M., Brugge, Historische stedenatlas van België, Brussel, 1991, p. 206-208.
VAN BELLE J.L., Signes Lapidaires. Nouveau dictionnaire. Belgique et Nord de la France, Louvain-la-Neuve, 1994, nr. 667, p. 19, 156, 755.
VAN CLEVEN J., De H.-Bloedkapel. Een proeve van interieurgeschiedenis (1800-1945), in Het Heilig Bloed te Brugge, Brugge, 1990, p. 201-264.
VERMEERSCH V., Brugges kunstbezit, 2, Brugge, 1973, p. 12-20.
VROMMAN F., Kunstwerken in de Brugse kerken en kapellen, Brugge, 1986, p. 137-155. Afdeling ROHM West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief, doss. 69.
Fonds Openbare Werken.
SAB, Bouwvergunningen, nr. 762/1934. BEERNAERT B., De Steeghere in de steigers, in Het Heilig Bloed te Brugge, Brugge, JKOT, 1990, p. 189-199.
DE SMIDT F., De romaansche kerkelijke bouwkunst in West-Vlaanderen, Gent, 1940, p. 39-57.
Heilig Bloedkapel Brugge, Oostende, 1988.
RYCKAERT M., Brugge, Historische stedenatlas van België, Brussel, 1991, p. 206-208.
VAN BELLE J.L., Signes Lapidaires. Nouveau dictionnaire. Belgique et Nord de la France, Louvain-la-Neuve, 1994, nr. 667, p. 19, 156, 755.
VAN CLEVEN J., De H.-Bloedkapel. Een proeve van interieurgeschiedenis (1800-1945), in Het Heilig Bloed te Brugge, Brugge, 1990, p. 201-264.
VERMEERSCH V., Brugges kunstbezit, 2, Brugge, 1973, p. 12-20.
VROMMAN F., Kunstwerken in de Brugse kerken en kapellen, Brugge, 1986, p. 137-155.
Gilté S. & Vanwalleghem A. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Oudste kern, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18NA Noord, Brussel - Turnhout.
Source:
Real Estate Inventory
Property type | Property |
Lot size | 1.143m2 |
Parcel width | 51m |
Coordinates | 51°12'29.5"N 3°13' 35.5"E |
Flood-prone area | Not in flood-prone area |
P-Score | A: No flooding modeled |
G-Score | A: No flooding modeled |
Companies | On this address you can find the following companies: |
Get an accurate market valuation and full report for the property at Burg 13, Brugge-Centrum - Belfort, Brugge (8000).
Get the Estimate ReportThis property has an excellent mobility score, based on the distance to nearby amenities.
The Realo Estimate is the estimate of the market price of a property. A sale/rent estimate for Burg 13, 8000 Brugge is available now.
Value your property instantly using Realo’s market-leading Automated Valuation Model. Each report includes local market trends, plus a valuation range and nearby recent sales. Order online and your report will be ready immediately for download.
Get the Estimate Report